Het huwelijkscontract als instrument van successieplanning: een voorbeeld

Met het huwelijkscontract dat echtgenoten afsluiten, kiezen ze onder welk huwelijksvermogensstelsel ze zullen vallen: het wettelijk stelsel of toch liever scheiding der goederen of nog iets anders. Door de vele mogelijkheden die het huwelijkscontract biedt, door het al dan niet opnemen van bepaalde clausules, is het ook een uitstekend instrument voor vermogens- en successieplanning. We lichten kort toe.

Wettelijk stelsel of huwelijkscontract?

Wie geen huwelijkscontract afsluit en daarmee opteert voor een ander huwelijksvermogensstelsel, valt onder het wettelijk stelsel.  Dit stelsel omvat drie vermogens. Naast het eigen vermogen van ieder der echtgenoten, ontstaat er namelijk ook een gemeenschappelijk vermogen. Onder het eigen vermogen vallen de goederen die een echtgenoot al bezit voor het huwelijk, de goederen die een echtgenoot tijdens het huwelijk erft of geschonken krijgt, pensioenrechten, persoonlijke goederen als kledij en juwelen, literaire en artistieke eigendomsrechten en rechten op herstel van morele en lichamelijke schade. De inkomsten die de echtgenoten verwerven met hun beroepsactiviteit en de 'vruchten' van hun eigen vermogen zijn echter gemeenschappelijk. Ook wat echtgenoten samen erven of geschonken krijgen, is gemeenschappelijk. Ten slotte is alles waarvan niet bewezen wordt dat het eigen is, ook gemeenschappelijk.

Voorbeeld
Gert koopt voor zijn huwelijk een appartement = eigen.
Karen krijgt tijdens het huwelijk een som geld (schenking) van haar ouders = eigen.
Gert verhuurt zijn appartement = huurinkomsten zijn gemeenschappelijk.
Karen belegt het geld = opbrengsten van de belegging zijn gemeenschappelijk.

Wie dit stelsel liever niet heeft, kiest meestal voor de scheiding van goederen en gaat langs de notaris om een huwelijkscontract af te sluiten. In dit stelsel is er geen gemeenschappelijk vermogen, maar enkel twee eigen vermogens van beide echtgenoten.

Louter voor de volledigheid, vermelden we nog de algemene gemeenschap, een stelsel waarbij er enkel gemeenschappelijke goederen bestaan. Enkel goederen van persoonlijke aard, literaire en artistieke eigendomsrechten, recht op herstel van lichamelijke of morele schade en goederen die geschonken zijn aan één echtgenoot met het expliciete beding dat ze eigen goederen van de begiftigde moeten blijven, zijn dan nog eigen. Al de rest is gemeenschappelijk. Deze formule komt amper nog voor.

De ongelijke verdeling van de gemeenschap

Naast een methode om de vermogens van de echtgenoten veilig te stellen, kan het huwelijkscontract ook gebruikt worden als instrument voor successieplanning. Dat kan door bepaalde clausules in de overeenkomst op te nemen. Er zijn verschillende manieren om dit te doen. Een interessante optie is de ongelijke verdeling van de gemeenschap. Bij het overlijden van één van de echtgenoten wordt het ganse gemeenschappelijke vermogen dan toebedeeld aan de langstlevende. Door dit in het huwelijkscontract te doen, valt dit vermogen buiten de nalatenschap. Als de echtgenoten deze clausule niet opnemen in hun contract, zullen bij het overlijden van één van hen de eigen goederen van de overledene en de helft van de gemeenschap in de nalatenschap vallen.

Mag dit zomaar? Voor het erfrecht is deze handelwijze geen probleem.   Het klopt dat de kinderen hierdoor de facto onterfd worden. Maar dat is maar voorlopig. De kinderen moeten nu gewoon op de erfenis wachten tot ook de langstlevende echtgenoot is overleden.
Successierechtelijk zit het anders. De fiscus wil de gevolgen van deze constructie immers niet aanvaarden. Bij de ongelijke verdeling van de gemeenschap krijgt de langstlevende echtgenoot het ganse vermogen op basis van het huwelijkscontract, en niet uit de nalatenschap. Dit betekent dat hij/zij er in feite geen successierechten over verschuldigd is. Dat zag de fiscale wetgever niet zitten. Daarom geldt er in alle Gewesten een fictie volgens welk alles wat de langstlevende echtgenoot ingevolge een huwelijksovereenkomst krijgt toebedeeld en dat meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen bedraagt, als een legaat wordt beschouwd. Met andere woorden de langstlevende echtgenoot wordt fictief geacht de helft van de gemeenschap toch te erven. Hij/zij moet dus toch erfbelasting betalen.

Een specifieke vorm van de ongelijke verdeling van de huwgemeenschap is de sterfhuisclausule. Deze constructie wordt echter helemaal argwanend bekeken en door de fiscus als fiscaal misbruik bestempeld. In Vlaanderen is deze mogelijkheid bovendien door de Vlaamse Codex Fiscaliteit definitief naar de prullenbak verwezen.