De gezinswoning fiscaal bekeken

De gezinswoning heeft in het Belgisch recht een speciale plaats. Zo krijgt ze in het burgerlijk recht een bijzondere bescherming. Ook in het fiscaal recht gelden er speciale regels voor de gezinswoning.

Fiscaal domicilie

De gezinswoning is relevant om te oordelen of een belastingplichtige zijn 'fiscaal domicilie' in België heeft en hier dus rijksinwoner is. Rijksinwoner is immers wie zijn fiscale woonplaats of zetel van zijn fortuin in ons land heeft.

De wetgever heeft twee vermoedens in de wet geschreven op basis waarvan men geacht wordt in België zijn woonplaats te hebben.

(1) Het eerste vermoeden is iuris tantum of weerlegbaar (dit wil zeggen dat de belastingplichtige het tegendeel mag bewijzen). Volgens dit vermoeden is de woonplaats daar waar de belastingplichtige zich in het bevolkingsregister heeft ingeschreven. Vaak zal dat de gezinswoning zijn.

(2) Het tweede vermoeden is iuris et de iure of onweerlegbaar (dit wil zeggen dat de belastingplichtige niet mag bewijzen dat dit niet aan de realiteit beantwoordt). Volgens dit vermoeden is de woonplaats van gehuwden en wettelijk samenwonenden de plaats waar het gezin gevestigd is. We kunnen er van uitgaan dat dit meestal de gezinswoning zal zijn. Dit vermoeden geldt niet als de partners geen gemeenschappelijke aanslag krijgen.

'Woonbonus'

Wie een hypothecaire lening aangaat om een woning aan te kopen, te bouwen of verbouwen heeft daarvoor recht op een belastingverminderingen, zowel voor de kapitaalaflossingen als voor de betaalde interesten. Dit is wat vroeger gemeenzaam werd aangeduid als de 'woonbonus'.

Meestal zal de gezinswoning (de woning waar de belastingplichtige met zijn gezin woont) de 'eigen woning' zijn. De eigen woning is volgens de wet immers de woning die men zelf betrekt of die men om een aantal specifieke redenen niet zelf kan betrekken. Voor de eigen woning zijn de gewesten bevoegd. Dit betekent dat het gewest voor de toekenning van de belastingvermindering (het bedrag, de voorwaarden, de modaliteiten) bevoegd is. Welk gewest dat is (het Vlaams Gewest, het Waals Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt bepaald door de plaats waar de belastingplichtige woont op 1 januari van het aanslagjaar.

Op de specifieke regeling van elk gewest gaan we hier niet verder in.

In het bijzondere geval dat de gezinswoning een niet-eigen woning zou zijn, is de federale overheid nog bevoegd.

Erfrechtelijk beschermd en gunstig behandeld voor successierechten

Ook in het erfrecht en de successierechten (tegenwoordig in Vlaanderen 'erfbelasting' genoemd) krijgt de gezinswoning een bijzonder statuut. Hoe de nalatenschap ook wordt verdeeld, de langstlevende echtgenoot zal altijd het vruchtgebruik van de gezinswoning krijgen. Onder gezinswoning moet hier begrepen worden: de woning waar de erflater woonde samen met zijn echtgenoot of samenwonende partner.

Wat er met de andere goederen gebeurt, hangt af van de specifieke situatie: (i) heeft de erflater een testament nagelaten, (ii) zijn er nog andere erfgenamen en (iii) wie zijn die erfgenamen, bv. kinderen van de overledene, ouders van de overledene, broers en zussen, enz. 

Eens is uitgeklaard wie wat erft, wordt er bepaald hoe dat fiscaal moet worden afgerekend. Ook hier wordt de gezinswoning gunstig behandeld. Hoe dat precies gebeurt, is afhankelijk van het gewest. In Vlaanderen is het regime het meest gunstig: de gezinswoning kan er vrij van erfbelasting geërfd worden door de echtgenoot of de samenwonende partner. In Brussel geldt de vrijstelling enkel voor gehuwden. Wallonië kent geen vrijstelling, maar wel een verlaagd tarief.