Verwijlintresten bij laattijdige betaling overheidsopdrachten nog nooit zo hoog

Overheidsdiensten die hun schulden in het kader van een overheidsopdracht (zowel werken, leveringen als diensten) te laat betalen, moeten rekening houden met aanzienlijke verwijlintresten. De toepasbare rentevoet was met 10,5% nog nooit zo hoog.

De voorbije jaren bleef de rentevoet van verwijlintresten voor ‘opdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013’ stabiel op 8%. Ook voor de iets oudere contracten, de ‘opdrachten gegund tussen 8 augustus 2002 tot en met 15 maart 2013’ blijf dit percentage sinds 2009 op dat niveau. Maar de torenhoge inflatie van de voorbije maanden haalt die stabiele situatie onderuit: het percentage werd voor al deze opdrachten opgetrokken van 8 naar 10,5%.

Ook verhoging voor ‘oudste contracten’

Die stijgende rentevoet geldt niet enkel voor recente opdrachten. Ook voor de zogenaamde ‘oudste contracten’ piekt het percentage. In januari 2023 werd de rentevoet het laatst aangepast, waarbij het percentage steeg van 3,75 naar 4,25%. Nu komt daar nog eens 0,50% bij. Dat brengt de nieuwe rentevoet op 4,75%.

Ter opfrissing

Verwijlintresten zijn automatisch verschuldigd wanneer een aanbestedende overheid een overheidsopdracht voor werken, leveringen of diensten niet tijdig betaalt. De te betalen verwijlintresten komen bovenop het verschuldigde bedrag van de prestaties. Welke rentevoet toegepast wordt, hangt af van de datum waarop het contract werd aangegaan. Hiervoor hanteert de federale overheid een tabel waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen ‘opdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013’, ‘opdrachten gegund tussen 8 augustus 2002 en 15 maart 2013’ en ‘opdrachten gegund voor 8 augustus 2002’. Dit overzicht werd nu geactualiseerd.