Sociaal statuut meewerkende echtgenoot: beperkte eigen zelfstandige activiteit mogelijk

Als meewerkende echtgenoot kan u voortaan een beperkte eigen zelfstandige activiteit uitoefenen, zonder uw bijzonder sociaal statuut van meewerkende echtgenoot te verliezen. De inkomsten uit die eigen zelfstandige activiteit mogen niet hoger zijn dan 3.000 euro bruto per jaar. U wordt dus geen zelfstandige in hoofdberoep.

Wanneer bent u meewerkende echtgenoot?

U wordt beschouwd als meewerkende echtgenoot van een zelfstandige wanneer u:

de partner van een zelfstandige bent (via een huwelijks- of samenlevingscontract);

uw zelfstandige echtgenoot/partner effectief helpt (d.w.z. regelmatig of minstens 90 dagen per jaar);

geen eigen inkomen uit een andere beroepsactiviteit haalt of een vervangingsinkomen geniet, waardoor u persoonlijke rechten binnen het kader van de sociale zekerheid opent.

Als uw echtgenoot bedrijfsleider is, bent u uitgesloten van het stelsel van meewerkende echtgenoot.

Van mini rechten naar maxi sociale bescherming

De invoering van het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot is sinds 1 januari 2003 een feit. Het statuut van meewerkende echtgenoot houdt in dat u zich bij het sociaal verzekeringsfonds van uw echtgenoot of partner moet aansluiten.

Er bestaan twee afzonderlijke statuten van meewerkende echtgenoot: het ministatuut en het volledige statuut of maxistatuut.

Het verplicht ministatuut en vrijwillig maxistatuut was stap 1 in de opbouw van een sociale bescherming voor de meewerkende echtgenoot. Op 1 juli 2005 werd het maxistatuut verplicht voor meewerkende echtgenoten geboren na 1955. Zij zijn verplicht bijdragen te betalen en verkrijgen hierdoor eenzelfde sociale bescherming als die van de zelfstandigen in hoofdberoep: recht op pensioen, kinderbijslag, gezondheidszorg, uitkering bij arbeidsongeschiktheid, moederschapsuitkering (geen sociale verzekering in geval van faillissement). Naast de sociale voordelen levert het maxistatuut meestal ook fiscale voordelen op zoals de opsplitsing van het beroepsinkomen en van de sociale bijdragen tussen de beide partners en de mogelijkheid voor elk om bedrijfslasten af te houden.

De meewerkende echtgenoten geboren vóór 1956 hebben de keuze tussen het ministatuut en het maxistatuut. Het ministatuut omvat enkel de verzekering arbeidsongeschiktheid en moederschap onder dezelfde voorwaarden als een meewerkende echtgenoot die bijdraagt tot het maxistatuut.

Beperkte nevenactiviteit als zelfstandige

In de praktijk werd vastgesteld dat het maxistatuut op een aantal punten moest worden verfijnd. Meewerkende echtgenoten moeten maatschappelijk actief zijn en zich sociaal kunnen engageren (bv. deelnemen aan vergaderingen van een groenten- of fruitveiling met zitpenning of schoolklassen ontvangen op het bedrijf met vergoeding). Maar, wanneer zij voor dit engagement een vergoeding als zelfstandige ontvingen, moesten zij zich hiervoor aansluiten als zelfstandige in hoofdberoep. Sinds 31 januari 2014 kunnen meewerkende echtgenoten echter een bijkomende activiteit uitvoeren zonder dat zij hun bijzonder statuut als meewerkende echtgenoot verliezen op voorwaarde dat die bijkomende activiteit hem/haar een inkomen lager dan 3.000 euro oplevert (bruto-inkomsten verminderd met de beroepskosten). Dit inkomen is onderworpen aan belastingen en aan sociale bijdragen maar als het dus voortkomt uit een andere bron dan het eigen bedrijf en wordt toegekend voor beperkte nevenactiviteiten als zelfstandige, behoudt de meewerkende echtgenoot zijn bijzonder statuut.